top of page

Verder leven zonder haar, is dat mogelijk?


Even terug in de tijd.

De dag na Marie haar dood zit ik in een roes. Precies of ik niet helemaal wakker was maar ook niet aan het slapen. Ik kon me toen nog goed optrekken aan deze momenten. Het voelde ook of ze zo ontzettend dichtbij was dat ze bijna tastbaar was . Ik voelde haar, ik rook haar zelfs nog. Misschien hadden we toen wat meer tijd moeten nemen om daar te zijn. Niet zozeer in het ziekenhuis maar in het appartement van mijn zus. Dan zat ik toch nog heel dicht bij haar. De dag nadien zijn we wel naar huis vertrokken en zonder dat er een woord werd gezegd in de auto voelde ik me zo ontzettend verbonden met mijn man. Dat we helemaal plat waren geslagen, dat we niet wisten wat er met ons zou gebeuren waren feiten maar er was nog iets veel sterkers. Iets wat ik nog steeds niet onder woorden kan brengen. Een diep vertrouwen dat we er voor zouden gaan. Een veiligheid waarin het mocht zijn. Tenslotte hebben we gisteren aan Marie duidelijk gezegd dat het ok was om te gaan. Schat, je hoeft hier niet te blijven voor ons. Het komt goed met ons. We slaan ons er wel door. Doe wat goed is voor jou.

Terug naar ons huis, naar het leventje van voor dat Marie ziek werd maar dan zonder Marie. Dit was zo ontzettend heftig. Zo ontzettend veel confrontaties dat ik de moed niet meer vond om dingen uit te spreken. Een constante slaapmodus. Van in bed gaan naar de zetel en staren naar het niets. Uren, dagen en maanden heb ik daar gelegen. In de zetel op het plekje van Marie onder mijn dekentje. Vanonder dat dekentje kwam enkel een pluk haar en twee dieprode ogen vol tranen boven die zagen hoe het huishouden werd overgenomen door familie en naaste vrienden. Er was niets, geen enkele vezel in mij die de reflex had om op te staan en dit huishouden terug over te nemen. Ik was er zo goed als niet. Vanbinnen voelde ik mezelf leeg. Er was niets meer om voor de vechten. Het was gedaan voor mij, is er nog wel een ik, een wij, een ons? Ik kon zelfs niet meer nadenken. Mijn hoofd, mijn lichaam en geest waren leeg. Precies of het leven was uit mijn lichaam gevlucht. Geen boosheid, angst, onmacht of pijn meer. Gewoon niets. Verlamd van alles. Weg van alles. Het voelde of ik was niet meer in contact met deze wereld, onze aarde. Er was enkel nog dat ongelooflijk diep en donker gat. Zo diep, zo eindeloos diep. Daar zat ik. Dat was mijn nieuwe thuis geworden.

Naast het feit dat je dus net je dochter hebt verloren, werden vele mensen vreemden. Niet dat er iets verandert was aan hen maar het was ik die niet meer functioneerde op mijn normale plaats in mijn omgeving. Dit maakte dat ik met momenten zo erg mijn best deed voor de ander. Ik begon mezelf vaak al schuldig te voelen dat mensen mij moesten tegenkomen. Ocharme die mensen, ja, wat moeten ze nu met mij? Ik schaamde me ook voor wat me was overkomen. Wilde het liefst gewoon weglopen, niet gezien worden en niet aangesproken worden zodat die ogen me niet konden zien, die snijdende stilte me niet nog meer zou doen buigen, dat die afschuwelijke, harde, pijnlijke woorden me niet in een hoek zouden duwen waar ik geen adem meer zou vinden. In mijn hele lijf voelde ik dat. Mijn hart begon sneller te kloppen met het zien van een bekend gezicht. Dan gingen er zo ontzettend veel gedachtes door me heen. Ocharme de ander, komaan Julie, doe nu toch eens wat meer moeite om die mensen te begrijpen, dan een grote angst die door mijn hele lichaam stormde. Angst voor geen woorden, angst voor woorden, angst voor het weglopen van mensen. En nadien ging dat gepaard met een ontzettende boosheid op alles en iedereen. Onbegrip, pijn, teleurstelling, verdriet.

Constant gevoel van strijd moeten leveren. Een gewone dag doorkomen was voor mij al het beklimmen van een Mount Everest. Maar deze dingen maakten voor mij dat ik op de helft van de tocht die “vandaag” heette er al de brui wilde aan geven.

bottom of page